Een stukje historie

door : © Laurens van Zijp, www.ziltmagazine.nl >

Een stukje historie I: in Nijverdal begon de victorie

Jim Drake, Hoyle Schweitzer, Dick Roetert Steenbruggen en Martin Spanjer. Zonder deze pioniers, en anderen, was de Oude Deuren Surfcup anno nu niet mogelijk geweest… Dat zit zo.

Hier een link naar een internationaal artikel over de Windsurfer historie

De Amerikaanse luchtvaartingenieur Jim Drake kwam eind jaren zestig op het lumineuze plan een beweegbaar zeil op zijn plank te zetten. Hij was dat gepeddel op z’n golfsurfboard zat. Zo ontstond zijn ‘Old Yeller’. Het geheim van de smid: de diabolo, de mast-plankkoppeling die de mast vrij liet bewegen. Daarmee varieert het zeilpunt ten opzichte van het lateraalpunt. Een doorbraak in de bedaagde zeilwereld waarin alles al bedacht leek.
In het begin van de jaren zestig had een zekere S. Newman Darby al een zeil op een plank van het formaat deur gezet. Maar het was Drake die boel letterlijk en figuurlijk in beweging zette.
Drake’s landgenoot Hoyle Schweitzer rook handel. Hij zou de rest van z’n leven vooral in de weer zijn met produceren en procederen. Want zo wat elke plankenbouwer schond volgens Hoyle zijn patenten en kreeg daarom een advocaat op z’n dak.

Ruimte mannen
Bij de firma Ten Cate in Nijverdal zwierf in de zomer van 1971 het bedrijfsblad van de chemiegigant Dupont over de afdelingen. Daarin stond een verhaal over een gek ding: de Windsurfer.
Twee Ten Cate mannen toonden zich bovenmatig geïnteresseerd: Martin Spanjer en Dick Roetert Steenbruggen. Laatstgenoemde moest toch op dienstreis naar de States en ging ter plaatse kijken. Zo werd hij de Neil Armstrong van het Nederlandse surfen: hij zette als eerste Hollander voet op een surfplank. Althans, volgens de vakliteratuur van weleer.
Daarmee worden oer-pioniers als Joop Nederpelt (zie zijn verhaal elders op deze site en zijn boek ‘De wind is mijn vrind’.) een tikkie te kort gedaan. ‘Good old’ Joop was in een vroeg stadium op het surfen gestuit en oefende er lustig op los. Als er toch vergelijkingen met ruimtemannen worden gemaakt, dan mogen we Joop gerust zien als de Joeri Gagarin van de vaderlandse surfsport.
Hoe dan ook, Roetert Steenbruggen kwam enthousiast terug.
Martin Spanjer beet zich vervolgens vast in het project Windsurfer. Hij bestelde er twee. Die arriveerden in januari 1972. Met een ploegje pioniers trok Spanjer naar Giethoorn, om op een winterse dag het surfen machtig te worden. Het werd een hard -en vooral koud- gelag. Maar Martin Spanjer liet zich niet uit het veld slaan. Hij bestelde meer planken en verkocht dat jaar negen Windsurfers…

Eigen fabrikaat
De doorbraak kwam eind 1972 toen Schweitzer besloot Ten Cate licentierechten te verstrekken voor heel Europa en de productie van de Windsurfer bij de Nijverdalse firma onder te brengen. Daarmee begon de Windsurfer-victorie pas goed. Ten Cate zou niet alleen de Nederlandse, maar ook de Europese markt openbreken.
Op de Hiswa in 1973 toonde Ten Cate het eerste eigen fabricaat: oranje van kleur en voor een prijs van 1090 gulden. Later volgde de geel gekleurde plank en tenslotte de witte. In 1973 verkocht Ten Cate circa 1300 Windsurfers.
Daarna was het hek van de dam, helemaal toen andere merken zich op de windsurfmarkt stortten. Vooral het Zwitserse Mistral wist een exotisch imago rond het surfen te bouwen. Surfen was hot!

Een stukje historie II: een persoonlijke noot

Ineens had Jan, mijn beste zeilmaat, besloten te gaan windsurfen. Hij had een plank gekocht, zonder enig overleg met wie dan ook. Een Windsurfer, met loeizware houten giek.

Hoon was zijn deel, toen hij op winderige zondagmiddagen het surfen onder de knie probeerde te krijgen en voortdurend van z’n plank donderde. Vanaf de oever sloegen wij, zeilcompanen, met gepaste spot zijn capriolen gade. Kraag op, handen diep in de zakken van onze donkerblauwe zeilduffeltjes. En tevreden stelden we vast: ‘Zie je wel, dat surfen is eigenlijk maar niks!’
Natuurlijk was dat een heimelijke vorm van jaloezie. Losers waren we. We voelden terdege aan ons water dat het hier om een grensverleggende vorm van zeilen ging. Die het zeilen in boten hopeloos gedateerd maakte.

Verslagen op het water…
Die zomer draaide Jan als geoefend surfer voortdurend rondjes om onze zeilboten. Hij liet niet na zijn nieuw verworven superioriteit met veel bravoure te etaleren. We hadden geen schijn van kans om hem bij te houden, laat staan loef af te steken, letterlijk noch figuurlijk. Verslagen op het water. We waren verworden tot hulpeloze zeilnerds. Er zat maar een ding op: ook gaan surfen… We volgden de lijdensweg die elke beginnend surfer moet doorstaan: het zoeken naar balans, het vallen en opstaan.
Om vervolgens te ontdekken dat surfen inderdaad de meest pure, meest opwindende manier van zeilen is. Je maakt heel lijfelijk deel uit van de magnifieke driehoek wind, water en snelheid. Windsurfen geeft een intens gevoel van vrijheid.

Een stukje historie III: over de sky die de limit is…

Na de brave jaren vijftig en de baanbrekende jaren zestig begon in de jaren zeventig het grenzeloze materialisme. Het zou eind jaren tachtig zijn hoogtepunt bereiken in de yuppencultuur. Na de eigen transistor, de eigen brommer, de eigen geluidsinstallatie was het hoog tijd voor nieuwe investeringen voor de jongeren. De almaar toenemende welvaart verschafte de jeugd genoeg armslag. Natuurlijk, de meeste surfers-in-spe moesten er hard voor bijklussen, maar onbereikbaar was een eigen plank niet.

Belangrijk was ook dat het windsurfen een jongerencultuur van jewelste was. De ideale uitlaatklep. Een onstuimige ontsnapping aan bedaagde alledaagse. The sky was overduidelijk the limit. Er kwamen surfshorts, surfshirts, surfshoes… Een stroming die we in goed Nederlands ‘lifestyle’ noemen.

Wereldwijd rolmodel
Je ontmoette gelijkgestemden op surfstekken. De show stelend op het water met de allerlaatste trucs. Of heimelijk de kunst afkijkend.
Het is vandaag de dag nauwelijks voor te stellen, maar het was een tijd zonder internet, e-mail, mobiele telefoon, zonder Facebook, Snapchat of Whatsapp.
Je was aangewezen op traditionele media om iets van surfen te weten te komen. Daarin verschenen mondjesmaat verhalen en foto’s over windsurfen. Eén beeld sprong er uit: een blond Hawaiiaans golvenkind dat de sterren van de hemel surfte. Zijn naam: Robbie Naish. Wereldwijd rolmodel. Het was een prikkel, om net zo goed te worden als hij.
Alleen, waar Naish lekker in tropische hotspots en azuurblauw water vertoefde, trotseerden wij in onze neoprene wetsuits het akelig koude, bruinklotsende Hollandse surfwater… Maar, we zetten door, met z’n allen. Je moest wel, wilde je erbij horen.

Wedstrijden, winnaars
Er kwamen wedstrijden. En daarmee winnaars. Dat werden bekende namen , zoals Derk Thijs. Later werden het ware surfhelden, zoals Stephan van den Berg. Derk was net te vroeg goed; Stephan scoorde toen er volop media-aandacht voor het windsurfen was. Zo groeide hij snel uit tot bekende Nederlander, die bijkans alles won wat er te winnen viel. De tanige surfer uit Hoorn zorgde voor een Doe-Maar-effect: hij werd idool voor hele groepen bakvissen en vertederde moeders.
Zijn finest hour kwam in augustus 1984. In Long Beach/Los Angeles surfte hij naar het allereerste olympische surfgoud.

Ome Teun en Tante Truus
Intussen explodeerde de surfmarkt. Jan en alleman verkocht surfplanken en jan en alleman kocht surfplanken.
De handel hield lang de schijn op dat het allemaal walhalla was. Begin jaren tachtig etaleerde de surfmarkt die uitbundigheid door tijdens de Hiswa in de Rai de nieuw geopende hallen te bevolken. Niets was te dol, er werd gefeest, gevoosd, gezopen dat het een aard had.
De markt werd overspoeld met merken en modellen. Had je net het ene jaar van je zuurverdiende geld het meest moderne type aangeschaft, was je het volgende seizoen hopeloos ouderwets, omdat er alweer een veel nieuwere plank was. Double concave shaped, tucked-under-edge, weet je wel. Met wel vijf vinnen.
Dat kon niet lang goed gaan. Wat erger was: het surfen was niet langer het exclusieve domein van de jeugd. Nee, inmiddels waagden ook Ome Teun en Tante Truus zich luidkeels op de plank. Windsurfen, dat was camping, TROS en Kwantumhallen geworden.

Dan maar de lucht in…
De jeugd had nog wel een uitweg gevonden: naar de kust, de branding door, de lucht in! Allengs was er op het strand een hele apart cultus ontstaan: extreme sports. Korte boards, zinkertjes, waar tante Truus beslist niet mee overweg zou kunnen. Waveriden en jumpen waren de nieuwe kick. Hoe hoger, hoe mooier. The sky, the limit. Een andere bloedgroep surfers. Met klinkende namen als Cabrinha en Dunckerbeck. Of de buitenaards mooie Française Jenna de Rosnay…
Het ‘gewone’ windsurfen was verworden tot iets alledaags… De boards van het eerste uur, die aanvankelijk zo grensverleggend leken, werden schamper als ‘deuren’ betiteld.

Inmiddels heeft zich alweer een aardverschuiving voorgedaan in de surferij. Anno nu staan surfers van het eerste uur beteuterd en met verborgen afgunst te kijken naar de flitsende acrobatiek van de kitesurfers… The sky is the limit. Heus!

© Laurens van Zijp, www.ziltmagazine.nl >